Enkele weken geleden, kwam ik in een metro waar een klas kinderen met twee begeleiders instapte. Even later kwamen er agenten bij, en vertelde één van de begeleiders voorzichtig dat er achterin de metro een man met een mes zat.

Ohjah? Is dat zo? vroegen de agenten. Altijd effe navragen of het wel klopt huh.

Ja dat is zo antwoordde de begeleider.

Oh, dan gaan we even kijken … antwoordde de politie weer terug. En ze liepen naar achteren. Het eerstvolgende station, het station waar ik er ook uit moest, werd de man met het mes de metro uit gewerkt. Hij stibbelde wel wat tegen, geloof ik. Ik vond het ongepast om er uitgebreid naar te gaan staan kijken. Ben toch zeker geen sensatie zoeker?

Zo gevaarlijk en naar als het toen was in de metro, zo gezellig was het nu. Vandaag heb ik me verbaasd over de goedheid die evengoed in een Amsterdamse metro kan zitten.

Er kwam een man met een elektrisch karretje de tram binnen rijden. Gelukkig was het niet zo heel druk, en kon hij vrij gemakkelijk de tram in.

Toen de deuren gesloten waren, reed hij door het gangpad. Hij begon namen van stations rond te roepen, om uit te vissen waar hij er ook al weer uitmoest. Na station RAI, geloof ik, dat het was.

Iemand links van hem raadde het station. Nee, nee, niet die, die andere. Ja! Dat was hem. Daar moest hij eruit.

De vrouw rechts van hem, die naast mij zat, zei dat ze er ook uit moest bij die halte. Oh, dat was handig zeg. Hij maakte zich gelijk niet meer druk.

Het was een erg vrolijke, blije man, die honderd uit praatte. Mensen doen dat normaal gesproken niet, want je weet nooit wat voor mensen je in de metro treft. Met een handicap moet je waarschijnlijk wel, omdat je er zonder hulp gewoon niet komt. En sja, als iemand dan toch al wil helpen met uitstappen, dan kun je ook wel een gesprekje aanknopen.

De vrouw naast me was al een tijdje bezig met kettinkjes (is het nou kettingjes, kettinkjes of kettingkjes?) in en uit platic zakjes te halen. Dat had ik al gezien. Maar ik zeg daar niks over, natuurlijk.

Mooie ketting heb je! riep de man in het elektrische karretje ineens best wel hard. Hij sprak ook niet normaal, dus naast een lichamelijke handicap, had hij ook een geestelijke handicap, denk ik.

Ja, die maak ik zelf zei de vrouw terug.

Ik maak kaarten! riep hij terug, terwijl hij het kartonnen doosje schuin hield, dat voorin zijn karretje zat, zodat de vrouw erin kon kijken.

Nouja, hij moest wel eerlijk blijven. Hij maakte ze niet, zijn vriendin maakte ze. Hij verkocht ze alleen maar. De man van het geld, was hij. En daar moest hij hartelijk om lachen.

Toen ik uit de metro stapte was ik verbaasd over zoveel vriendelijkheid en behulpzaamheid. Normaal gesproken is het een kwestie van overleven. Je hebt een grote overlevingskans hoor, zo’n 98% toch zeker wel denk ik. Maar toch, voor die 2% moet je blijven uitkijken.

Mannen in elektrische karretjes niet. Die schakelen gewoon hulp in van wildvreemden.

En zo hoort het, eigenlijk.