De keuken van de hoofdtoren was boven, of eigenlijk, in het midden. Op de eerste etage.
Onder zat een kroegje waar ook gegeten kon worden. Een grillbar. En dan was er natuurlijk nog het terras in de zomer, wat ook beneden was.
Helemaal boven, op de tweede etage was het restaurant. De gasten kwamen hier door de stenen trap op te lopen. Leuk bijverschijnsel was dat die trappen zeer ongelijk waren in hoogte. Hierdoor was het zeer eenvoudig om je te verstappen als je niet uitkeek.
Wij als personeel konden natuurlijk na verloop van tijd rennend de trap op. Iets wat je als gast niet na moet proberen te doen, ook niet als je de trap af loopt.
De gerechten werden vervoerd met de lift. Nouja, liftje. Er waren twee verdiepingen, en ik denk dat je per verdieping vier borden kwijt kon.
De bestellingen werden ingetoets in de kassa, en kwamen dan bij ons uit de bonnetjes printer. Stonden er desserts of voorgerechten op, dan werden deze door de keuken gebruld, zodat het personeel aan “de kouwe kant” er ook van wist.
Dan werd het bonnetje aan een spijker gehangen en langzaam afgewerkt. Aan de spijkers hingen de lopende tafels zeg maar.
Op een dag kom ik op mijn werk, en zie ik dat Roberto een plek op zijn kop heeft waar het nogal gebloed heeft. Ik informeer naar de oorzaak. Schoorvoetend heeft hij toe dat hij met z’n kop tegen het spijkertje was aangestoten.
Sinds die dag heeft iedereen ongeveer een half jaar volgehouden om hier geintjes over te maken. Als er iemand langs de plaats met spijkertjes liep riep diegene “PLOP! Ohjah Roberto! Kijk nou! Ik … ik zit gewoon vast met m’n kop man, loop ik zo tegen een spijker aan!”, onderwijl het hoofd schuin houdend richting spijker.
Nou dat was een leuk grapje! was meestal het antwoord, of gewoon wat gebrom.
Nu was Roberto wat dat betreft wel uitzondering in die dingen. Gooit ie een bonnetje weg in het vuilnis dat hij nog nodig had, ofzoiets. Dus hij graait een beetje rond. Snijd ie z’n duim aan flarden omdat er een stuk blik in lag.
Volledig ingetaped, gewoon aan het werk.
Geprikt worden door een gamba. Die beesten schijnen nogal giftig te zijn. Volgens mij had hij daar aan over gehouden dat hij geen kracht of gevoel in één van zijn handen had. Hij vertelde wel eens dat hij ‘s avonds thuis kwam, na een avond werken, dan dat hij dan nog even op de bank zat met een biertje. KLATSCH … biertje valt door zijn hand heen. Merkt ie niks van.
Ander nadeel als je klein bent is natuurlijk dat je niet bij de bovenste plank kunt. Helaas heb ik het niet meegemaakt, maar heb later wel het verhaal gehoord dat hij van de werkbank was gedonderd bij het opruimen van de bovenste plank.
Later vertrok Roberto naar een restaurant in Edam. Een stuk groter, hij hoefde niet meer zelf schoon te maken (was personeel voor) en hij verdiende meer. Logisch dattie weg ging. Weg maatje.
Daarna was het nooit meer hetzelfde bij de hoofdtoren.
Leave a Reply