De motor is weer gemaakt. Heerlijk, zonnetje, asfaltje, en lekker naar je werk kachelen.

De achterband is inmiddels een beetje ingereden, dus we kunnen er weer flink tegenaan. Op de A8 vond ik dus dat ik wel even de topsnelheid kon proberen te halen. Ging goed. Er kwam een autootje tussen, en net op z’n top moest ik alweer afremmen, maar toch, het was wel effe lekker.

De Citroen voor mij bleef maar links rijden. Ik wilde er wel langs, hoewel het weinig nut had, een stuk verder reed er toch weer een auto. Normaal gesproken helpt een beetje bumperkleven wel, dan gaan ze zo aan de kant. Deze niet.

Gelukkig.

Want even later zag ik een auto met felle kleuren op de rechterrijbaan. Mijn hart maakte een sprongetje. Politie. Voor mij natuurlijk. Heb ik met m’n domme hoofd weer niet gezien dat ik ze inhaalde met 180 ofzoiets. Nou, daar ga je.

Mijn teller weer op dat moment 130 aan. Geen snelheid om je voor te schamen, dacht ik zo. Ik zakte langzaam terug naar 120, en ging op de rechterrijbaan rijden. Kijken wat er gebeurde. De politie ging naar links, en haalde me in.

Op het moment dat ik dacht dat ze voor me zouden gaan rijden, om me van de weg te halen, reden ze rustig door op de linkerrijbaan. Langzaam maar zeker verdween de rood-blauw-witte auto uit het zicht.

Opgelucht haalde ik diep adem.

Zes keer.