Ik was al verbrand. Dat was op de boot gebeurd, toen we een dagje op visite gingen bij m’n ouders. Meestal is het één keer een beetje verbranden, en daarna is het goed.

Bovendien doet dat verbranden meestal niet zo’n zeer bij mij. Het is wel rood, maar het is niet zo dat ik er wakker van lig omdat de boel in de fik staat.

Maar ik was dus al verbrand. Dus op werchter kon me niks gebeuren, vond ik. Voor de zekerheid smeerde ik zo nu en dan wel, maar als ik lekker op m’n stoeltje zat, voetjes in het badje, had ik daar allemaal geen zin in. Was het ook veel te warm voor trouwens.

Als je daar dan een paar uur zit, verbrand je dus toch. Weer.

Dus ik werd weer knalrood, en dit keer voelde ik toch ook wel een beetje een branderig gevoel toen mijn shirtje weer aan moest. Nouja, dat ging de volgende dag vast wel over, dacht ik.

Dat viel best tegen. Het duurde zo’n drie dagen voordat alle brand eruit getrokken was.

En nu is mijn rode huidje prachtig bruin. Jammer alleen dat het huidje loslaat, net als bij een slang. Alleen dan niet in één keer, zoals bij een slang, maar in allemaal kleine schilvertjes. De ene wat groter dan de ander, maar het resultaat is .. JEUK! En da’s nooit leuk.

En zo zit ik dan op kantoor, afwisselend links en rechts op mijn schouders te krabben. En als ik daarmee klaar ben klop ik mijn hand af aan mijn broek, om de schilvers kwijt te raken.

Gelukkig hebben we twee maal per week de Poolse bruid die komt schoonmaken. Anders werd het hier maar een bende.