Maandagochtend. Hoewel de leiding al twee vermoeiende nachtjes achter de rug had, stond iedereen toch te trappelen om de kids te verwelkomen. “De bussen komen!” gilden ze dan ook, toen de eerste bus de hoek om kwam.

Dus bus draaide met de deur naar het veld toe, en liet de kinderen dan uit de bus. Welkom! en Goedemorgen! riepen wij enthousiast. De kinderen keken zoekend om zich heen, op zoek naar hun groep.

De derde bus bleef staan. De deuren gingen niet open, en we zagen de buschauffeuse in haar microfoon praten. Ze heeft zeker nog iets te melden aan de kinderen, dachten we. Maar het begon nu wel erg lang te duren. Kom op, gooi die deuren open! Dit moet wel een hele strenge zijn, bedachten wij ons. Co ging een praatje met haar maken, en het bleek een heel vriendelijke dame te zijn. In het begin is ze streng, zodat ze de rest van de week nergens last meer van heeft, zo legde ze uit.
Dat bleek echter iets anders uit de pakken. Het werd donderdag, en op donderdag mag groep wit blijven overnachten. Ze zullen “meehelpen” bij het uitzwaaien van de bussen. Ze snelden zich naar het monument, om daar allemaal een plaatsje te zoeken om de bussen uit te kunnen zwaaien.

Uiteraard ging dit, zoals dit al jaren gaat, door middel van het middelvinger gebaar. Niet al te netjes misschien, maar ach, het zijn kinderen, dat doen ze nu eenmaal. De strenge buschauffeuse was hier echter niet van gediend, en ging bovenop haar rem staan.

Ze stormde de bus uit, en begon de leiding die erbij stond uit te voeteren dat ze een beter voorbeeld moesten geven, en dat ze de kinderen beter moesten opvoeden. Toen stapte ze in, en reed weg. Inmiddels begonnen we te begrijpen waarom de kinderen haar niet zo aardig vonden.

Een prima chauffeuse, maar onze idealen liggen een beetje uit elkaar, geloof ik. Toen ik dan ook nog het verhaal hoorde dat ze kinderen, voor straf, 10 minuten vast hield in de bus, vond ik het helemáál een prima idee om eens te bellen met de busmaatschappij. Zo brengt ze namelijk wel ons hele schema in de war.

We probeerden de busmaatschappij subtiel te melden dat ze misschien beter niet meer met kinderen kan rijden, of in elk geval niet onze kinderen. Zij wil graag een goed voorbeeld stellen en die kinderen opvoeden. Wij hebben vooral als insteek dat de kinderen hier op vakantie zijn, geen verplichtingen hebben.

De volgende dag zag ik, helaas, dezelfde buschauffeuse. Ze reed in één keer door naar de juiste plek op het veld, zwaaide haar deuren open, riep goede morgen, en begon de spullen van de kinderen uit te laden. Zodra dit klaar was, kroop ze weer achter het stuur, en speerde weg. Dit terwijl de andere bussen altijd nog even een kop koffie doen. Vreemde situatie, maar ach, het is de laatste dag. Die kwamen we vast nog wel door.

‘s Middags was er kinderdisco. Jonne en ik sleepten de apparatuur naar buiten op een bolderkar, en waren gelukkig zo scherp om even een zeiltje mee te nemen. Vlak nadat de disco begon, kwam de regen met bakken uit de lucht. Ik zette K3 nog eens op, en probeerde enthousiast te blijven. Anderen van de leiding begonnen polonaise te lopen, en te zingen dat de regen ze niets deed. Het leek te werken, de kinderen dansten vrolijk mee.

Voor je het weet is het dan alweer het einde van de dag. De laatste dag. De kinderen gaan de bussen in en naar huis. De laatste bus, onze grote vriendin, stopte voor mijn voeten, zwaaide de deur open en meldde dat ze geen busouder heeft. Damn. Altijd die busouders. Dat is elk jaar weer een probleem.

Het idee van een busouder is dat er 1 busouder mee rijdt in de bus, die de kinderen een beetje onder controle houdt. Ik zag René staan, waarvan ik toevallig wist dat hij zijn autosleutels bij zich had. In een flits besloot ik dan zelf maar voor busouder te spelen. René zou achter ons aanrijden, althans, dat hoopte ik dan maar. De chauffeuse vertrok namelijk alvast, met de melding aan René dat ze over de dijk ging. Ik hield mijn hart vast, omdat ik wist dat René een tijd in Spanje had gewoond en pas net weer terug was in Nederland. Gelukkig bleek hij hier wel bekend te zijn, en reden we toevallig precies naar het dorp waar René vroeger had gewoond: Venhuizen.

Toen ik de bus instapte, nam de chauffeuse nog eventjes haar regeltjes door. Er mocht niet geschreeuwd worden, niet gesnoept worden, en de kinderen moesten op hun stoel blijven zitten. Dit wordt een lange rit, bedacht ik mij. Een hele lange rit.

Niet schreeuwen = geen herrie = geen zingen, had ik bedacht. Ik geloofde de kinderen dan ook niet toen ze mij vertelde dat zingen wèl mocht. Stil blijven, anders stopt ze straks de bus. Recht zitten. Ophouden. En zo ging dat een tijdje door.

Achterin zaten de grootste lastpakken. Met z’n vijfen op een rij. Ik legde achterin uit dat ze nu eenmaal moesten zitten, omdat wij anders een schadeclaim zouden krijgen als er wat gebeurde. Dat ik die regels ook niet bedacht had. Dat de chauffeuse nu eenmaal de baas was in haar eigen bus. Tot één van de kinderen drong het door: Oh, dus U doet gewoon uw werk? Vanaf dat moment hielp deze jongen me mee.

Toen een jongen bij het raam in slaap viel, ging hij tussen hem en de etterbakjes inzitten, om er zo voor te zorgen dat ze niet telkens aan hem zaten. Dat was dan wel weer tof.

Na meermalen proberen de jongens rustig te krijgen, schoot me ineens een oude techniek binnen. Je moet gewoon zorgen dat de aanstichter de groep uit gaat. Dus ik pikte er eentje tussenuit, en zette die bij een zeer rustige jongen neer. Nu begon de rust al gauw weder te keren in de bus.

Toen we bij plaats van bestemming waren vroeg de chauffeuse “En?”. Ik probeerde vriendelijk uit te leggen dat ik die kinderen wel begreep. Al jaren mogen ze zingen, en nu ineens mag dat niet meer. Hoe kan ik dat nu verkopen aan ze?

Oh, maar ze mochten best zingen hoor! zei ze toen. Ik moest goed mijn best doen om geen stoom uit mijn oren te laten komen. De chauffeuse was vol lof: zo stil had ze het nog nooit in de bus gehad. Ik was ondertussen gesloopt, en dat terwijl het zoveel makkelijker had gekund!

Toch gaf het wel wat voldoening dat ik, alleen, zo’n hele bus redelijk stil kon krijgen. De rest van de rit kon ze wel alleen af. Er zaten nog maar een paar kinderen in, en dat waren niet de moeilijkste. Wij konden gaan.

René en ik reden terug, en uiteindelijk kwamen we, anderhalf uur te laat aan op het terrein. Daar stond er een lekker soeppie klaar. Even bijkomen.

En zo had ik dan toch nog een beetje kindjes gedaan deze week. En wát voor kindjes.